Pleisters plakken

We moeten hard werken en daardoor kunnen we veel bereiken. Leren we. Denken we. En dat moeten we laten weten. Een ander mocht namelijk eens denken dat je lui bent en niets bereikt hebt in het leven. Ik zie het continu om me heen.

Bij de kennismaking met een nieuwe cursist, is het eerste wat ze vertelt dat ze een belangrijke baan heeft. Dat ze erg druk is. Dat ze veel talen spreekt. Dat ze wel vrienden heeft, maar dat iedereen druk is en dat ze elkaar weinig zien. Met een lichte grijns hoor ik het aan. Ik vraag me af wie ze probeert te overtuigen, mij of haarzelf. En waarvan probeert ze mij of zichzelf te overtuigen? Dat ze echt heel belangrijk is? Dat ze niet dom is? Dat ik compassie moet hebben als het leren niet zo vlot gaat?

Ik heb eenzelfde ervaring toen ik naar Rome pelgrimeerde. Ik liep alleen en dat zorgde voor bewondering. Toen ik onderweg was, konden (met name mannelijke) pelgrims als eerste de vraag stellen: ‘hoeveel kilometer loop jij op een dag?’ ‘Pff, lekker belangrijk’ dacht ik dan. Ik vind 20-25 km een prettige afstand, en zei dat dan. En daar kwam altijd een reactie op dat de ander wel 40 km per dag liep. Op een of andere manier moest men dan laten weten echt langer te lopen, sterker te zijn, oftewel beter dan ik te zijn. In het begin zei ik dat ik dat ook soms deed, maar niet aangenaam vond. Later werd mijn reactie anders. Ik vertelde niet over mijn ervaringen, maar zei dat ik zoveel kilometer niet kon lopen. En dat ik het heel knap vond. Blijkbaar wilde iemand gezien worden, had hij bevestiging nodig, en die gaf ik.

En hetzelfde gebeurt nu nog steeds als ik over mijn pelgrimstocht naar Rome vertel. Ik raak daar namelijk niet over uitgepraat; niet omdat het zo’n prestatie is, maar omdat het een bijzondere reis was die me veel gebracht heeft. Als ik nu vertel dat ik in mijn eentje in 100 dagen naar Rome ben gelopen, komen de verhalen dat iemand Berg-Huppeldepup heeft beklommen. Die is heeeeeeel hoog, en het was ontzettend afzien, want Bedenk-Maar-Een-Reden. Ook dan grijns ik. Wat is dat toch? Waarom willen we onszelf bewijzen, hebben we bevestiging nodig dat we er ook toe doen? En dan niet omdat we vriendelijk zijn, of een goed mens zijn, of aandacht voor elkaar hebben, oftewel om wie we zijn; maar om wat we zijn, wat we hebben of wat we doen. Oftewel, omdat we een hele belangrijke en verantwoordelijke baan hebben, dat we druk, druk, druk zijn, dat we kneiterhard werken, en – afhankelijk van iemands beroep – heel veel talen spreken, heel veel gepubliceerd hebben in hele gerenommeerde tijdschriften, heel veel gereisd hebben, leidinggeven over heel veel mensen, bij hele grote bedrijven, hele hoge bergen beklimmen en heel veel kilometers op een dag kunnen lopen. Worden we echt zo weinig door de ander gezien? Zijn we te druk en missen we de focus om wat langer geconcentreerd te zijn? Of zijn we egoïstisch geworden, staan alleen wijzelf in het middelpunt en doet de ander er niet meer toe? Zijn we bang om het echte verhaal van iemand aan te horen? Zijn we bang dat men ontdekt dat we soms hele onnozele dingen doen? Vinden we dat een geslaagd leven uit louter successen mag bestaan? Zijn we bang om op onze kwetsbaarheid afgerekend te worden?

Dat is wat Benedictus bedoelt met nederigheid: ‘iemand wordt noch beoordeeld op zijn gaven, noch op zijn werken’. Hij benaderde alles en iedereen aandachtig, luisterde met aandacht. Hij ‘zag’ mensen daadwerkelijk.

Kortom, zou jij herinnerd willen worden als ‘hij liep wel 50 km op een dag’? Ik hoop dat mijn nabestaanden ooit zullen zeggen dat ik de wereld een beetje mooier heb proberen te kleuren. Dat ik absoluut niet goed (uit)gekeken heb en bij tijd en wijle erg onhandig was, dat ik soms ook onaardig was. En dat ik dus heel vaak gevallen ben, dat ik vol blauwe plekken, schaafplekken en littekens zit, maar dat ik even zo vaak weer opgestaan ben, en dat ik (schots en scheef, hier en daar) pleisters heb proberen te plakken, zowel bij mezelf als ook bij de ander.

Vorige
Vorige

Adem in adem uit

Volgende
Volgende

Even helemaal weg